“Op een hoogte van vijfentwintig meter zat vroeger een kroeg. Niets bijzonders. Behalve als je bedenkt dat deze gevestigd was in de Dom. Gerund werd door de vroegere torenwachter in de Egmondkapel. En de gasten, al dan niet in beschonken toestand, via een ladder weer naar beneden werden gejaagd als de schouten in aantocht waren.” Ik zit tegenover mijn beste vriendin in restaurant De Markt. Terwijl ik nog een stuk appeltaart in mijn mond prop, vertel ik haar over mijn beklimming van de toren. “Ik zou zweren dat je dat al eens had gedaan”, onderbreekt ze mijn verhaal. “Al die vierhonderdvijfenzestig trappen?” Ik zucht en slik de laatste hap taart door. “Dat zou ik mij nog wel herinneren. Zoveel alcohol hebben wij hier gedurende onze studententijd niet gedronken.”
Zwijgend roeren we door onze cappuccino’s. Een voor een komen er herinneringen naar boven. Sommige delen we, andere niet. Tot die laatste categorie behoren de beruchte busritten met lijn elf of twaalf naar de Uithof. Wie hier ooit heeft gestudeerd, weet precies waar ik het over heb. Of de rijen ongeduldige studenten, die zich vlak voor openingstijd voor de Universiteitsbibliotheek hadden geschaard. En die, zodra de deur in beweging kwam, over elkaar naar binnen struikelden om een plek achter een van de computers te bemachtigen.
“Mooie tijden”, mompel ik. Meer in het algemeen, dan tegen haar in het bijzonder. “Wist je dat ik hier als kind al kwam? Samen met mijn zusjes, neefjes en nichtjes? Zeven in totaal.” Ze schudt haar hoofd. “Tijdens de kerstvakantie. Op bezoek bij onze oom en tante. Eerst in Bilthoven, daarna in De Bilt. Bijna twee uur in de auto vanuit het zuiden. Vroeger leek het een eeuwigheid. Maar bij aankomst werden we flink verwend.” Een golf van nostalgie overspoelt me als ik terug denk aan de traditie die daar geboren werd. Ieder jaar hetzelfde programma. Een waarin de hoofdrol voor Utrecht was weggelegd. Poffertjes bij de kraam van Victor Consael, werden steevast gevolgd door een bezoek aan de City bioscoop. Pocahontas, Hercules, Mulan en Tarzan. Allemaal heb ik ze hier gezien. Genieten en bijna niet te overtreffen. Behalve door Kerstland, dat in de Veemarkthallen werd georganiseerd. Op deze overdekte kermis kreeg iedereen voor elke attractie één bon. Dus speurden wij na het eerste ritje de grond af. Op zoek naar meer. Die van de draaimolen gooiden we zelf achteloos weer weg. Voor een ander om te vinden.
“Willen jullie nog iets drinken?” Mijn gedachtegang wordt bruut verstoord. “Jij?” Vragend kijk ik mijn vriendin aan. Ze schudt haar hoofd. We betalen de rekening en lopen naar buiten. Moeiteloos bewegen we ons door de drukke straten van de stad. Ze zijn mij welbekend, maar tegelijkertijd ook niet. Er kunnen geen cocktails meer worden gedronken in Havana. Waar vroeger King Arthur zat, zit nu Pk Bar & Kitchen. De poffertjeskraam moest in 2007 plaatsmaken voor Tivoli Vredenburg. En ook de Veemarkthallen werden in 2012 gesloten ten behoeve van woningbouw. Dat de stad blijft veranderen, is duidelijk. Voor ons doemt het bewijs daarvan op. Hoog Catharijne. Het winkelcentrum is bijna onherkenbaar veranderd. Alleen het Godebaldkwartier, waar Albert Heijn ligt, is (nog) onaangeraakt gebleven. Gelukkig. Want ik bewaar goede herinneringen aan de plek waar ik vijf jaar lang heb gewerkt. En niet alleen ik. Ook zij. Ik haak mijn arm in die van haar terwijl we naar het treinstation lopen. Als we bijna daar zijn, nemen we afscheid. Ik werp een blik om mijn telefoon en versnel mijn pas. Het is tijd om weer naar huis te gaan. Want hoewel Utrecht nog als thuis voelt, is het dat in werkelijkheid niet meer.